Het lijkt de goede kant op te gaan. Zo wordt gekozen voor een lange looptijd, waar nog gebruik wordt gemaakt van aanbesteden en worden vaker subsidieafspraken gemaakt – hetgeen de papierwinkel fors beperkt. Het maakt nog niet duidelijk of de zorg snel en adequaat is, maar de omstandigheden voor de zorg lijken te zijn verbeterd.
Ik citeer uit beantwoording van vragen die ik aan ambtenaren heb gesteld:
‘De huidige regionale (aanbesteedde) inkoopovereenkomsten voor WMO maatwerk en Jeugdhulp hebben een looptijd van tenminste 4 jaar (t/m 2022), met de mogelijkheid van 2 keer een jaar verlenging. Voor jeugdhulp in het gedwongen kader zijn regionaal subsidieafspraken gemaakt met de organisaties voor jeugdbescherming en jeugdreclassering.’ Ook wordt er geleerd van de huidige praktijk, waarbij momenteel vooral het grote aantal zorgaanbieders opvalt: ‘De ervaringen die we opdoen bij de huidige aanbesteding nemen we mee in de uitgangspunten en eisen die we aan een volgende aanbesteding stellen. Een van de constateringen is dat de hoeveelheid zorgaanbieders in het regionale inkoopmodel voor WMO maatwerk en Jeugdhulp (op dit moment gaat het totaal om 393 aanbieders) erg groot is. We merken dat bewaking en borging van de kwaliteit van zorg met zoveel aanbieders veel capaciteit vraagt. Daarom is beperking van het aantal aanbieders van belang. Een belangrijke voorwaarde is wel dat er een dekkend jeugdhulplandschap is.(…) Voor de kaders voor de nieuwe regionale inkoop komen we in de periode maart- juni bij de Raad terug.’
Het is goed om te zien dat de ‘ontbureaucratisering’ doorzet. Preventie en zorg worden toegankelijker en komen dichterbij lijkt het. Zorg en aandacht lijken sneller beschikbaar te komen en hopelijk wordt het aanbod niet alleen adequater, maar wordt relatief dure zorg ook steeds vaker overbodig: ‘Een belangrijke ontwikkeling waaraan we lokaal breed vanuit het sociaal domein werken is de ontwikkeling van (voorliggende) algemene voorzieningen. Hiermee beogen we de inzet van tweedelijns voorzieningen (met een beschikking) te verminderen. Deze algemene voorzieningen worden lokaal vanuit de gemeente gesubsidieerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de ontmoetingsclusters in de wijken. Voorbeelden van voorzieningen die gesubsidieerd worden in plaats van met een individuele beschikking zijn voor begeleiding de pilots met Humanitas onder Dak en Leger des Heils en voor dagbesteding bijvoorbeeld de voorziening bij De Viermarken. Aan deze lokale subsidie worden per organisatie specifieke voorwaarden gesteld.’